1. #akelige-mensen-bommenmagazijn
  2. #anders-denkenden
  3. #corporatisme
  4. #god
  5. #inzicht
  6. #kerk
  7. #moraal
  8. #oorlog
  9. #politiek
  10. #regering
  11. #verhaal
  12. #werk
  13. Artikelen

De Kerstbommen

DE KERSTBOMMEN (voor de wereldvrede) Eerste deel

In de kleine stad, woonden veel nette, brave mensen. Die gingen op zondagen trouw naar hun kerk om er hun godsdienst te beleven. Dat deden zij vooral om, later, als zij dood waren gegaan, bij God in de hemel te komen. In de kerk, daar baden zij en daar zongen zij mooie liedjes om God te eren. In het Latijn of in de taal van hun land. En zij luisterden er naar preken van hun geestelijken: Een pastoor en zijn kapelaans. Of naar een dominee. En zij baden voor welvaart in het stadje. Er woonden ook arme mensen, die geen werk hadden en ook niet genoeg te eten. Toch waren die mensen meestal ook lief en braaf. Want veel werk was daar toch niet. De meeste mensen die daar woonden, die wisten, konden en kenden niet veel. Maar dat was daar niet echt nodig. En zij baden het hardste en eerbiedigst voor werk, welvaart, welzijn en voor nog veel meer.
Hun gebeden werden verhoord. Want toen er oorlog kwam, zorgde de regering er voor, dat er in het stadje heel veel werk kwam. Er werd een prachtige, grote fabriek gebouwd. Daar werden heel mooie en goede bommen gemaakt. Die kostten per stuk, soms evenveel als een nieuwe auto! Misschien nog veel meer. Niemand hoefde er in het stadje nog arm te zijn toen de fabriek er eenmaal stond. De mensen waren heel blij en dankbaar, omdat hun regering zo goed voor hen zorgde. Dat was in de kerken heel goed te horen!
In het stadje woonden ook stoute mensen. Die demonstreerden samen met mensen die heel ergens anders woonden tegen de bommenfabriek. Zij riepen stomme leuzen, en zij vielen mensen lastig, die in die fabriek werkten. Dat deden vooral mensen, die helemaal niet in het vreedzame stadje thuishoorden. En zij maakten dingen stuk en schreven een hoop onzin op de straat en op muren van huizen. En ook kerkmuren werden door die mensen beklad. Dat was echt schandalig!
Toch gingen sommige van die akelige mensen, in de fabriek werken. Maar daar stopten zij stiekem zaagmeel en ander spul n bommen die zij moesten maken. En dingen, die in bommen en granaten moesten worden gezet zodat die, als dat nodig was, konden ontploffen, werden door die mensen ook niet goed, of stuk gemaakt. Hun bommen konden daardoor hun werk voor de vrede niet doen als ze daarvoor moesten worden gebruikt. En dat vonden eigenaars van de fabriek, mensen die er werkten, de politie, de rechters en de regering heel gemeen.
Wie zoiets deed en daarop werd betrapt, of wie het gewoon van plan was, die kon heel lang in de gevangenis wordt gestopt. Want iemand die dure wapens beschadigde was volgens de wet een gemene boef. Of nog erger: een terrorist!
Toen het bijna Kerstmis was zou er weer een lading bommen worden opgehaald uit het bommenmagazijn van de fabriek. Voordat dat gebeurde, kwam de pastoor die zegenen. Samen met een dominee. Zij hadden voor een passend gebed, wat Latijnse stukjes van psalmen aan elkaar geplakt.
En terwijl zij zongen van: “- - - - CONVERTANTUR PECCATORES IN INFERNUM OMNES GENTES QUAE OBLIVIS UR DEUM.- - - -“ en nog veel meer, zwaaide de pastoor met een grote wijwaterkwast, die op een wc-borstel leek, over de bommen. De dominee droeg de emmer met wijwater. Werklui hadden de bommen netjes neergelegd. Net als mensen, bij wie een priester op bezoek komt als zij dood gaan.
Vol spanning wachtten de bommen, op de komst van de pastoor en de dominee, die met hem zou meelopen. Op sommige bommen stond: Zalig kerstfeest en, Gelukkig Nieuwjaar.
Maar de meeste slechte mensen voor wie de bommen bestemd waren om hun voor vrede en democratie mee dood te kunnen maken, die vierden nooit Kerstmis.
En dat doen zij nog steeds niet. Het bekladden van de bommen, was maar gewoon een grap om de vijand te pesten. Er stonden met krijt en verf ook oorlogsteksten op bommen.
Achter een grote bom lag een lief klein fragmentatiebommetje. Die grote bom had zeker al drie maal de zegen mogen ontvangen. Daardoor was hij zich een beetje heilig gaan voelen. Het was eigenlijk een zielig bommetje, dat achter de grote bom lag.
Het lag, helemaal vergeten, hoog op een rek, al heel lang achter die dikke bom. Niemand kon het daar zien liggen. Die grote, dikke bom, die ook al eerder de zegen had ontvangen, had men al een paar keer vergeten me te nemen.
En de kleine bom, was telkens weer, onbereikbaar geweest voor het wijwater. Daarvan had het nog nooit een druppel kunnen opvangen. En een bom die ontploft voordat hij is gezegend, is als een kindje dat niet werd gedoopt.
Al komen bommen niet in de hemel: doodgaan door een explosie, is het mooiste en het hoogst bereikbare, dat hun kan overkomen. Het is hun belangrijkste levensdoel! Dat geloofden alle goeie bommen en granaten. Zelfs slechte bommen, die alleen maar met zaagmeel waren gevuld geloofden dat.
Het was misschien maar goed ook, dat het kleine bommetje nooit de zegen had mogen voelen. Want er zat een met stof bedekte sticker op met de nu onzichtbare tekst: DROOG BEWAREN EXPLOSIEGEVAAR!
Terwijl de bommen werden gerangschikt, hadden werklui het fragmentatiebommetje gevonden. “Kijk eens wat lief!” Ze gaven het leuke bommetje aan een kunstenaar.
Die was in de fabriek bezig, om met bommen, granaten en kogels een mooie, moderne kerstal in elkaar te zetten. Hij beschilderde de bommen heel mooi met gezichten van de Heilige Familie en met koppen van Kerstdieren. En van het fragmentatiebommetje en gasgranaatjes en projectielenen met heeeeel kleine ziektenverwekkertjes, maakte hij een mooi Jezuskindje. Net echt! Dat legde hij op een bed van geweerkogels, die stro moesten voorstellen. Het werd heel sfeervol en paste echt bij de bommenfabriek. Mooie lampjes erbij. Twee engelen met een boodschaplint. Oooooh. Wat mooi!

Haras Mormolus
CC-BY

No Rights Apply
1