1. #chicago-school
  2. #economische-crisis
  3. #grote-depressie
  4. #kapitalisme
  5. #milton-friedman
  6. #socialisme
  7. #vrije-markt
  8. Artikelen

Kapitalisme is niet de vrije markt, Milton Friedman

Friedman v. Rothbard

Deze week werd de Prijs voor de Vrijheid van de Vlaamse klassiek-liberale denktank Libera! uitgereikt aan Johan Van Overtveldt, hoofdredacteur van Trends en Knack. Libera! kent deze prijs jaarlijks toe aan individuen die een bijzondere bijdrage leveren in het verdedigen van de klassiek-liberale waarden in het maatschappelijk debat. En terecht, Van Overtveldt is één van de weinige intellectuelen in Vlaanderen die het aandurft om in tijden van economische crisis en goedkope populistische retoriek een heldere en consistente argumentatie opzet ter verdediging van de vrije markt en het kapitalisme. Inderdaad, in zijn nieuwe boek “Red de vrije markt: de terugkeer van Milton Friedman” neemt een dappere Van Overtveldt de Sisiyfusarbeid op zich om de meest beschimpte ideologie van de voorbije 20 jaar te verdedigen. Alsof het gaat om een dappere advocaat die het aandurft de verdediging van een van massamoord beschuldigde crimineel op zich te nemen. Sta mij toe om de vermaledijde figuur van Milton Friedman als “kampioen van de vrijheid” enigszins te nuanceren. Het zal u vast niet ontgaan zijn dat ik hierboven tussen “vrije markt” en “kapitalisme” een duidelijke “en” plaatste. Dit is niet toevallig. Laat duidelijk zijn dat het hier niet om twee synoniemen gaat. En laat de niet onbesproken figuur van nonkel Milton nu net dé perfecte figuur zijn om het verschil tussen beide begrippen te duiden. Een bloemlezing van de strijd tussen de Friedmanianen en Rothbardianen.

In zijn boek “A Monetary History of the United States” (1963) contesteert Friedman de tot dan toe gangbare opvatting dat de Grote Depressie van de jaren ’30 louter veroorzaakt is door een geïmplodeerd consumentenvertrouwen. Friedman stelt dat de crisis werd veroorzaakt door op het onvermogen van de centrale bank om gepast te reageren op de massale, irrationele paniekreacties van spaarders, met een bankrun tot gevolg, wat op haar beurt heeft geleid tot het faillissement van honderden Amerikaanse banken. Die irrationele paniekreacties zouden opgewekt zijn door een foutief monetair beleid. Hij verwijt de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, niet “agressief” genoeg te hebben opgetreden om de banken te herkapitaliseren. Friedman beklaagt zich dat de Fed de rol van “lender of last resort” niet op zich genomen heeft en de geldhoeveelheid niet drastisch geïnflateerd heeft. In zijn boek pleit hij dat de overheid de Depressie had kunnen ontwijken door aan deficit-spending te doen en grote openbare werken te organiseren. Zijn oplossing voor het probleem (waarvan hij de oorzaken trouwens niet behandelt in zijn boek) is duidelijk: méér overheidsoptreden. Méér inflatie. Welke vrije markt?

Friedman had best een eigenaardig beeld van wat volgens hem de “vrije” markt was. Hij hanteerde een strikt schisma tussen de micro- en de macro-economie. In de micro-economie was de vrije markt heilig. In de macro-sfeer daarentegen was de vrije markt volledig uitgesloten. Friedman bepleitte een absolute controle van de staat over de geldhoeveelheid. Niet dat hij kritisch was tegenover fiat geld en een centrale bank, maar “omdat dat nu eenmaal bestond”, zag hij het nut er niet van in om daar tegenin te gaan. Friedman gaat uit van de premisse dat de Staat een sociaal instrument is als een ander. Een “vriendelijke buurtwerking” die dingen moest regelen die de markt zelf niet kon regelen. Of beter: die de dingen moest regelen waarvan Friedman het niet wenselijk achtte dat de markt ze regelde. Friedman is dus geen vrije markteconoom, maar een kapitalistische econoom. Hij is een vurige pleitbezorger van een actieve interventionistische overheid in de macros-feer. Hij is de grootvizier die de Almachtige Staat adviseert hoe ze haar Kwaad efficiënter kan uitoefenen.

Milton Friedman moet geplaatst worden binnen zijn kader, namelijk de Chicago School of Economics. De Chicago School gaat uit van de premisse dat er een compromis mogelijk is tussen de Staat en de vrije markt en dat ze mekaar sterker en beter kunnen maken. Naar mijn bescheiden mening is dat compromis “des duivels”. Zo is de Chicago School een vurig pleitbezorger van de zogenaamde Negative Income Tax, wat kortweg neerkomt op een minimumloon. Ten tweede verdedigen zij de inkomstenbelastingen – misschien wel de meest onrechtvaardige van alle belastingen. Een derde pijler van de Chicago School is proto-Keynesiaanse prijscontroles via fiscale en monetaire trucs. Bovendien was Friedman net als Keynesiaan Irving Fisher een vurig verdediger van het centraal bankieren. Geld mocht volgens hen niet “ontgonnen” worden op de vrije markt (zoals het geval was met de goudstandaard),maar moest “gemaakt” worden door een sterke overheid en die centrale banken moesten de economie “stabiel” houden door noodlijdende banken te herkapitaliseren. Deze premissen zijn niet bepaald kenmerken die we neigen toe te rekenen aan “de grote boze vrije markt”.

Neen, we mogen Friedman en de Chicago School niet vereenzelvigen met “de vrije markt”. Daarvan getuigen niet alleen zijn afkeer van een vrije monetaire markt, maar ook onderstaande drie dieptepunten in zijn beleidseconomische carrière.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte Friedman voor de Treasury Deparment, waar hij de belastinghervorming in de VS mee hielp “moderniseren” door het invoeren van de withholding tax. Voor de oorlog betaalde iedere burger zijn belastingen via een factuur die op het einde van het jaar werd uitgestuurd door de Internal Revenue Service. Met de invoering van de withholding tax werd een systeem van voorafbetalingen op het loon ingevoerd, waardoor het grote informatieverwerkende titatenwerk van de IRS werd uitbesteed aan de honderdduizenden private werkgevers in de VS. De withholding tax leidde tot grotere inkomsten voor de federale overheid. Dit lijkt me bezwaarlijk een “liberale” verwezenlijking te noemen. Twintig jaar later was Friedman adviseur van Nixon. Onder Nixon zetelde hij in de beruchte price boards die de lonen en prijzen bevroren om de inflatie tegen te gaan. Aan het einde van het Nixon-bewind was dat voornemen gefaald en was een grote voedselschaarste ontstaan in de VS. Ook onder Reagan was Friedman een invloedrijk adviseur. En ook toen geloofde hij nog steevast in de verzoenbaarheid van een halfslachtige vrije markt met de Staat. Reagan verhoogde – zonder tegenstand van Friedman – 11 x de belastingen. Vijf keer meer dan hij ze verlaagde. Hij voerde grotere handelsbelemmeringen door dan de beschermmaatregelen van president Hoover in de Grote Depressie. Bovendien stegen de overheidsuitgaven pijlsnel en stapelde een enorm deficit zich op. Bij zijn aantreden in 1981 bedroeg het overheidstekort 997 miljard dollar. Bij zijn vertrek uit het Witte Huis in 1988 was dat deficit opgelopen tot € 2,85 biljoen. Het absolute dieptepunt van de Reagan-administratie was de Tax Reform Act van 1986, die een bredere belastbare basis invoerde en belangrijke aftrekbaarheden en gunsttarieven afschafte. Onder de mom van een “fiscale vereenvoudiging” werden fiscale loopholes vakkundig gesloten. En Friedman zag dat het goed was. De overheid werkte “efficiënter” en slaagde er dus in meer geld van de Amerikaanse bevolking te stelen.

Concluderend kunnen we stellen dat Friedman geen “kampioen van de vrijheid” an sich is. Hoogstens kan gesteld worden dat hij de kampioen van het kapitalisme is. Ik omschrijf het kapitalisme als het vrije marktsysteem dat zich gewillig binnen de Staat ontwikkelt. Echter, voor mij is dit dus geen synoniem voor de vrije markt. In het systeem van Friedman is er immers geen sprake van een vrije monetaire of financiële markt. Hij is een vurig verdediger van de centrale banken. Niet zozeer uit principe, maar omdat het zogezegd “moeilijk” – om niet te zeggen onmogelijk – zou zijn om te streven naar een economisch stelsel zonder centrale bank (zoals het overigens in de Verenigde Staten tot 1913) perfect gewerkt had. In “A Monetary History of the United States” zegt Friedman ook letterlijk dat de Amerikaanse centrale bank een fout gemaakt heeft door de noodlijdende banken niet te herkapitaliseren. Friedman mag dan wel pleitbezorger geweest zijn van vrij zwevende valutakoersen. Hij heeft nooit het overheidsmonopolie op geldcreatie aangevallen. Integendeel. Dit lijkt me moeilijk te verdedigen vanuit een klassiek-liberaal en libertarisch standpunt, ook in het perspectief van de huidige crisis.

De belangrijkste consequente Libertarische denker en tegenhanger van Friedman was Murray Rothbard. Rothbard schreef in 1963 een antwoord op “A Monetary History.” In “America’s Great Depression” voert hij een vurige strijd tégen het gegeven van centrale banken en fiduciair geld, wat volgens mij een consequenter vrijheidminnend standpunt lijkt. Een overheidsmonopolie op geldcreatie is gewoonweg niet te verzoenen met de vrije marktidealen. Het probleem van inflatie en de credit-driven boom die daar het gevolg van werd in de Grote Depressie werd totaal genegeerd en zelfs ontkend door Friedman, die zelf voorstander was van een “gecontroleerde inflatie”. Veel Friedmanianen zouden dit “pragmatisch” noemen. Ik noem dit eerder naïef. Friedman zag geen graten in het overheidsmonopolie op geldcreatie, zolang de Fed “wijs” handelde. Rothbard, én de realiteit, toonden echter pijnlijk aan dat de Fed niet in staat is “wijs” te handelen. Per definitie!

Friedman verweet Rothbard en de “radicale” vrije marktdenkers ongenuanceerd en niet pragmatisch te zijn, een bende wilde dromers. Met hun “wilde” ideeën zouden ze geen zieltjes winnen voor de vrijheidsgedachte. Rothbard verweet Friedman dan weer naïef te zijn in zijn geloof dat er kon gecollaboreerd worden mét de Staat. De geschiedenis lijkt me te hebben uitgewezen dat de Staat onmogelijk een bondgenoot van de vrijheid kan zijn. Althans niet de economische vrijheid. Ron Paul, een volgeling van Rothbard, rekent in zijn boek “End the Fed”, een prachtig pleidooi tegen centraal bankieren, ook af met Friedman. Paul is dan ook het beste bewijs dat Friedman het aan het verkeerde eind had. De moedige volksvertegenwoordiger uit Texas is populairder dan ooit en dankzij hem is de instroom van jongeren in de Libertarische beweging niet meer te stuiten. Op zijn eentje heeft Paul voor een totale ‘paradigm shift’ gezorgd in conservatief en vrijheidminnend Amerika. Waar het zwaartepunt van het gedachtegoed van de vrijheid voorheen bij de pragmatische, staatsminnende Friedman en the Chicago School lag, ligt dat dankzij Paul nu bij Rothbard en de Austrian School. De stemmen die opgaan om na een eeuw het centraal bankieren in de VS een halt toe te roepen, klinken steeds luider. Hopelijk klinken ze binnenkort luid genoeg om hier in Europa, en dan vooral in Frankfurt en Londen, gehoord te worden. End the Fed! End the ECB!

Opiniestuk JongLibertairen

jonglibertairen.be

All Rights Reserved
0