1. #bankencrisis
  2. #bezuinigingen
  3. #centrale-banken
  4. #gesch
  5. #macro-economie
  6. #tweede-wereldoorlog
  7. #weimar-republiek
  8. Artikelen

Dit Europa verdient geen vredesprijs

De huidige generatie Europese beleidsmakers heeft zijn geschiedenishuiswerk niet gedaan, net als het Noors Nobelcomité.

De Europese Unie kreeg afgelopen maandag de Nobelprijs voor de vrede. Een mooi moment om terug te blikken op onze geschiedenis van de afgelopen eeuw. Een reden voor trots, omdat Europa na de Tweede Wereldoorlog haar vijanden wist te vergeven, niet alleen in morele zin, maar ook in financiële zin. Een langlopende Europese traditie om na een oorlog alvast het fundament te leggen voor de volgende oorlog werd doorbroken. Maar ook reden voor schaamte, omdat we zo weinig hebben geleerd van die geschiedenis. De huidige generatie Europese beleidsmakers gebruikt de retoriek van Schumann en Monnet, de naoorlogse grondleggers van de Europese Unie, maar voert beleid in de traditie van Clemenceau en Lloyd George -- de traditie van het interbellum (1919-1939). Een traditie van polarisatie, niet integratie.

De historische fout van Versailles
In juni 1919 werd in Parijs het Verdrag van Versailles getekend door de Duitsland en de geallieerden. Duitsland kreeg de astronomische rekening van de oorlog gepresenteerd. ‘Le boche payera tout!’ -- de Mof betaalt alles! Een jonge econoom overzag als afgevaardigde van de Britse delegatie het schouwspel in Parijs en schreef een boek over de gruwelijke overwinnaarsvrede. Zijn naam was John Maynard Keynes. Later in zijn leven zou hij de basis leggen voor de moderne macro-economie, maar indertijd was hij nog een onbekende functionaris bij het ministerie van financiën.

‘The policy of reducing Germany to servitude for a generation, of degrading the lives of millions of human beings, and of depriving a whole nation of happiness should be abhorrent and detestable – abhorrent and detestable, even if it were possible, even if it did not sow the decay of the whole civilized life of Europe,’ zo stelde Keynes in zijn boek over het verdrag van Versailles. ‘If we aim deliberately at the impoverishment of Central Europe, vengeance, I dare predict, will not be limp.’ Een voorspelling die de tand des tijd goed heeft doorstaan.

Het probleem voor Duitsland was dat reparatiebetalingen in goud betaald moesten worden. Goud was de euro van toen. Duitsland kon, net als Griekenland nu, niet devalueren om de schuld draagbaar te maken, omdat de schuld dus niet in marken, maar in goud was uitgedrukt. De goudvoorraad was volledig leeggelopen tijdens de Eerste Wereldoorlog, dus om te kunnen betalen moest Duitsland genoeg goud verdienen door meer te exporteren dan te importeren. De betalingscapaciteit was echter gering, maar nog belangrijker, de betalingswil was volledig afwezig.

‘Will the discontented people of [Germany] be willing for a generation to come so to order their lives that an appreciable part of their daily produce be available to meet a foreign payment, the reason of which does not spring compellingly from their sense of justice or duty?’ vroeg Keynes retorisch. Nee, was het antwoord. De reparatieclaims waren zowel te zwaar als te licht om nageleefd te worden. Te zwaar, omdat de Duitse levensstandaard ernstig beperkt moest worden om te kunnen betalen en Duits verzet tegen deze verarming voor de hand lag. Te licht, omdat een dusdanige beperking van de levensstandaard alleen kon worden afgedwongen onder een bezetting van de geallieerden.

Van links naar rechts: Lloyd George (Groot-Brittanie), Orlando (Italie), Clemenceau (Frankrijk) en Wilson (Verenigde Staten)

Het verdrag van Versailles – door één Franse generaal beschreven als ‘een twintigjarig staakt-het-vuren’ – legde de basis voor een verdeeld Europa. Europa polariseerde. De stinkende wonden van de Eerste Wereldoorlog konden moeilijk helen zolang Duitsland nog als een vijand werd behandeld.

De Duitse Depressie
De Nazi-overwinning bij de verkiezingen in juli en november van 1932 vond plaats in de schaduw van politiek geweld en economische malaise. De Weimar Republiek was aan het eind van haar latijn. Het land was al twee jaar onbestuurbaar en werd per decreet geregeerd door de conservatieve politicus Heinrich Bruning. De werkloosheid was in 1932 opgelopen naar maar liefst 30 procent en er was nog geen teken van economisch herstel. Hoe had het zover kunnen komen?

De Grote Depressie in Duitsland hing nauw samen met de reparatiebetalingen. Na de hyperinflatie van 1923 wist Duitsland de geallieerden ervan te overtuigen dat een ingrijpende aanpassing van het reparatieschema nodig was. In 1924 ging daarom een nieuwe reparatieplan van kracht: het Dawes plan. Om te garanderen dat de Duitse economie weer kredietwaardig werd kregen private crediteuren in het Dawes plan voorrang. Pas als alle private crediteuren betaald waren werden de reparatiebetalingen voldaan. Duitsland sloeg roekeloos aan het lenen. ‘Hoe meer commercieel krediet Duitsland binnen zou vloeien, hoe minder reparatiebetalingen Duitsland waarschijnlijk zou moeten betalen,’ stelt economisch historicus Albert Ritschl vast. Duitsland betaalde tussen 1921 en 1931 19,1 miljard mark aan reparaties, in dezelfde periode vloeide er 27 miljard aan Amerikaans krediet Duitsland binnen.

De kredietbubbel begon echter leeg te lopen toen er discussie ontstond over een aanpassing van het Dawes plan. De geallieerden, begrijpelijkerwijs niet blij met hun achtergestelde positie en bang dat reparaties niet betaald zouden worden, stuurden in 1928 aan op een nieuw betalingsplan. Zes maanden voor de krach op Wall Street werd het Dawes plan definitief vervangen door het Young plan. Opeens waren private partijen een stuk minder enthousiast over de kredietverstrekking aan Duitsland.

De 'Hongerkanselier'
Nu de kredietstroom naar Duitsland stokte begon ook de economie te haperen en de staatsfinanciën verslechterden. Een groot probleem vonden de geallieerden, want zonder sluitende begroting was er nog minder goud beschikbaar om reparaties mee te betalen. Net als Griekenland was Duitsland begin jaren ’30 aangewezen op tijdelijke leningen van buitenlandse overheden en centrale banken, die dikwijls alleen onder stringente voorwaarden werden verstrekt. Duitsland stond gedurende de jaren ’20 en 30 permanent onder toezicht van een ‘reparatiecommissie’ die de Duitse staatsfinanciën scherp in de gaten hield. ‘[T]he reform of the public finances is the first problem of the German Government and the German people, and on its solution will depend in large measure the future progress of the German economy,’ schreef de commissie eind 1930 in haar rapport.

En hervormen deed Duitsland. Onder het bewind van Heinrich ‘De Hongerkanselier’ Brüning werd een serie snoeiharde bezuinigingen en loon- en prijsverlagingen doorgevoerd. Het toxische recept deed de economie geen goed. De Duitse werkloosheid liep op van 7,5 procent begin 1929 naar ruim 30 procent eind 1931 en de industriële productie daalde in dezelfde periode met ruim 42 procent.
Ondanks de grote offers nam de kapitaalvlucht alleen maar toe. De slinkende goudvoorraad dwong Duitsland om nog harder op de rem te trappen – om de rente te verhogen en nog meer te bezuinigen. Het was een negatieve spiraal. Toen in 1931 het restrictieve Duitse beleid een bankencrisis ontketende was er geen houden meer aan. Het goud vloeide in rap tempo weg en zonder een nieuwe lening of een betalingsstop zou Duitsland nog voor het einde van 1931 bankroet zijn. Die betalingsstop kwam er. In december 1931 accordeerde het Amerikaanse congres, onder hevig Frans protest, een betalingsstop voor alle oorlogsschulden. Maar aan de bezuinigingen was nog geen einde gekomen. In dezelfde maand voerde Bruning zijn vierde Notverordnung door, waarbij de lonen, rentes en prijzen nog eens werden verlaagd.

Toen in 1932 verkiezingen werden gehouden was de werkloosheid nog altijd niet afgenomen. Er waren weliswaar eindelijk een aantal stimulerende maatregelen genomen begin 1932, maar deze waren te klein en bovendien nog niet van kracht. De aanhoudende economische malaise was een godsgeschenk voor de Nazi’s. De Nazi’s wonnen de verkiezingen in november 1932 met 33,09 procent van de stemmen. De Duitse economisch historicus Christian Stogbauer becijfert dat voor elk procentpunt werkloosheid de Nazi’s 0,79 procentpunt meer stemmen kregen. Niet zo vreemd, want waar de middenpartijen, van de sociaaldemocraten tot de conservatieven, geen enkel antwoord hadden op de mensonterende werkloosheid, hadden de Nazi’s een concreet programma om iets aan de werkloosheid te doen.

Het is een welbekend fenomeen. Ook nu zien we dat het politieke midden in Zuid-Europa eigenlijk geen antwoord heeft op de crisis, waardoor extreem links en rechts zegevieren. De Gouden Dagenraad, een extreemrechtse Griekse partij, won bij de verkiezingen in 2009 nog maar 0,3 procent van de stemmen en staat in de laatste peilingen op ruim 11,5 procent.

Grafiek 1: Nazi percentage van de stemmen en werkloosheid (Bron: Hitler's Economy - Dan Silverman)

Conclusie
De kredietbubbel in Spanje en Ierland, de kapitaalvlucht uit Zuid-Europa, de bezuinigingen afgedwongen door een buitenlandse Troika en de opkomst van politiek extremisme in Griekenland, de parallellen met Weimar Duitsland zijn veelvuldig. Maar boven alles is de mentaliteit van de crediteuren hetzelfde. Terwijl Duitsland brandde, stuurde de Franse ambassadeur in 1931 nog telegrammen waarin hij het Duitse begrotingstekort weet aan een spilzieke overheid, die grote publieke werken ondernam. Het Duitse probleem werd door een lens van schuld en boete bekeken, waarbij rationele economische overwegingen een tweede plek innamen. Hetzelfde onvermogen om 25 procent werkloosheid serieus genoeg te nemen, om een depressie niet als business as usual te zien, speelt momenteel weer in Europa.

Niemand kan de geschiedenis ervan betichten dat ze geen gevoel voor ironie heeft, want ditmaal is het Duitsland dat aandringt op bezuinigingen die de Zuid-Europese economieën om zeep helpen. Nog ironischer is dat Europa na de Tweede Wereldoorlog de Duitse oorlogsschulden kwijtschold, waardoor Duitsland een volwaardige partner binnen Europa kon worden. Onze toenmalige minister van Financiën Piet Lieftinck zei verheugd te zijn met ‘de wijsheid die de overwinnende volkeren hadden getoond’ door niet opnieuw de fouten van Versailles te herhalen.

Maar de wijsheid van de ‘overwinnende volkeren’ blijft nu uit. Griekenland begint steeds meer op Weimar-Duitsland te lijken. Van het politieke extremisme tot de massawerkloosheid. Men wil de vele fouten van het interbellum nog eens dunnetjes over doen. En hoewel oorlog uitgesloten lijkt, is de polarisatie van Europa een feit. Europa verdient een nobelprijs, maar niet dit Europa – niet het Europa van Barosso en van Rompuy, maar het Europa van Adenauer en Schuman.

* * *
Auteur: Jesse Frederik

www.ftm.nl

No Rights Reserved (CC0 1.0)
0