De christelijke Jezus is een vis in een lege vissekom (deel 2)
Het grote boek van het christendom is "de Bijbel", een combinatie van het "Oude Testament" en het "Nieuwe Testament". Typisch christelijke uitdrukkingen die inhouden dat de Oude Deal is vervangen door de Nieuwe Deal. Want (Lat.) "testamentum", als vertaling van het Grieks (in het NT) diathèkè, is een verbond - een overeenkomst - zoals Abraham die sloot met God bij zijn besnijdenis.
Het Nieuwe en het Oude Testament zijn twee vrij bonte verzamelingen teksten. Maar het door Jezus gebruikte receptenboek zit daar niet tussen - het is weg. Het is uit het christendom verdwenen, en waarschijnlijk al snel na Jezus' marteling aan het kruis. Na Jezus' verdwijning van het toneel, wendden de volgelingen van Jezus tot niet-Judeeërs, en de "joodse wet" (nl. dat Grieken die niet nodig hadden) werd één van de centrale thema's van Paulus' controversiële activiteiten onder "de Grieken". De niet-Judeeërs kenden Jezus' receptenboek dus niet.
Het mag dan verdwenen zijn uit het christendom, maar het was er wel degelijk, en het bestaat nog steeds: het heet "Mondelinge Tora".
Dit concept van de Mondelinge Tora is het meest centrale idee in het jodendom. Een meritocratische Judese elite breidde daarmee langzaam maar zeker haar greep op "de joden" uit tot redelijk algemeen aanvaard gezag. Een belangrijke 'truc' van de beoefenaars van de Mondelinge Tora is dat je net doet alsof je alles uit de bijbel haalt. Dat mag zo vergezocht zijn als je zelf nodig vindt, als het maar op de één of andere manier te herleiden valt tot die andere dimensie van de Tora - de geschreven Tora. Door deze truc waren "de rabbijnen" vaak in staat om redelijkheid en menselijkheid te laten prevaleren indien de Tora ogenschijnlijk aanzette tot, bijvoorbeeld, behoorlijk rigide en archaïsche straffen. Tegelijkertijd maakten ze indruk met hun kennis van de heilige teksten, die ze over het algemeen geheel uit het hoofd kenden.
Jezus zegt in het Nieuwe Testament:
"... Voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied."
En ook: "Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen."
De geboden, en "de wet", waar Jezus het over heeft komen natuurlijk uit de Tora.
De Tora was als heilige tekst het object van verering van een specialistische klasse die zich erin bekwaamde "Gods wil" te distilleren uit een vaak al meer dan een paar eeuwen oude tekst. Volgens de vroege joodse literatuur (de Mishna en verwante teksten) zijn er dus twee "Tora's", oftewel, één Tora met twee dimensies: de schriftelijke tekst, zoals je die kunt overschrijven op een rol of codex (boek). En parallel daaraan bovengenoemde Mondelinge Tora, die in een (naar de "rabbijnse" opvatting) ononderbroken lijn mondeling zou zijn overgeleverd vanaf Mozes aan de Sinai (waar hij zowel de schriftelijke als de mondelinge Tora ontving). Zo werd de Tora uitgelegd en ontwikkeld door de specialistische klasse die zich daartoe opwierp: "de rabbijnen" (ook wel vereenzelvigd met "de schriftgeleerden en farizeeën"). Omdat deze Schriftelijke Tora wel, maar de Mondelinge Tora niet werd opgeschreven (geschreven contemporaine teksten zorgen maar voor heibel) werd ze uit het hoofd geleerd, aangevuld en doorgegeven.
Op het eerste gezicht lijkt het zo dat Jezus zich keerde tegen de Mondelinge Leer van de schriftgeleerden en Farizeeën. Jezus had het (volgens de berichten) immers vaak met dezen aan de stok. Maar het volgende citaat is te frappant om (door de auteur van Mattheüs) te zijn verzonnen:
"Alles dan, wat zij u ook zeggen, doet dat en onderhoudt dat, maar doet niet naar hun werken, want zij zeggen het wel, maar doen het niet."
De vraag is, als de toehoorders zouden doen wat zij (de farizeeën en schriftgeleerden) zeggen, wat zeggen die farizeeën en schriftgeleerden dan? Dat is diezelfde mondelinge Tora, waar zij het patent op hadden.
Ook Jezus beschouwde de Mondelinge Tora als een gegeven, en hij was erin thuis. Veel op het eerste gezicht onbegrijpelijke uitlatingen en daden van Jezus worden pas duidelijk als je er met kennis van de Mondelinge Tora naar gaat kijken.
De misschien wel bizarre consequentie is dat, binnen de christelijke wereld, alleen de traditionele joden zich in dit opzicht netjes aan Jezus' opdracht hebben gehouden. Jezus beschouwde zichzelf niet als iemand die de mensen moest vertellen hoe ze zich moesten gedragen - voor de formaliteiten konden ze bij de "farizeeën en schriftgeleerden" terecht! Jezus had echter meer te vertellen, zoals de radicale boodschap van de vergeving van (financiële!) schulden - daarover later meer.
Historische gegevens voor de Mondelinge Tora ten tijde van Jezus zijn mager; en de wél beschikbare teksten zijn niet altijd even betrouwbaar zijn (Flavius Josephus bijv. is een notoire propagandist). Toch kun je een aantal observaties doen over de Mondelinge Tora. De belangrijkste is dat als de oorsprong van een bepaald verschijnsel in duister is gehuld, je er weliswaar weinig over zeggen, maar wel dat het waarschijnlijk oud is. Zo ook met de Mondelinge Tora - het concept lijkt de prediker Jezus zo vanzelf te spreken dat de evangelisten er geen woorden aan vuil maken. Bepaalde niet-bijbelse maar wel in de Mondelinge Tora levende concepten, worden als vanzelfsprekend verondersteld in de Evangeliën en bepaalde andere teksten in het Nieuwe Testament. En wat vanzelf spreekt, leg je niet uit.
Wie de "Farizeeën" waren is een lastige vraag, want ze kunnen niet zomaar worden vereenzelvigd met "de rabbijnen" achter joodse teksten als de Mishna en de Talmud. Ook de joodse teksten zelf zijn wat onduidelijk over de term "farizeeër" (perushi), die een aantal keren voorkomt en niet naar "de wijzen" (de auteurs van die teksten) zelf lijkt te verwijzen. Het lijkt er zelfs op dat ook in de joodse teksten het woord vooral negatief geladen is.
De vroegste rabbijnse joodse literatuur spreekt van een tegenstelling tussen twee legendarische "proto-rabbijnse" denkrichtingen. In het jodendom wordt dit de tijd van de "zugot" genoemd, de tijd van de "Paren" die met elkaar in discussie waren over de Tora. Het gaat hier om de School van Shammai en de School van Hillel. Hillel en Shammai hadden het vaak met elkaar aan de stok en de overgeleverde literatuur is op de hand van de school van Hillel. Wie (zo stelt de Mishna) Shammais mening volgt moet niet raar opkijken als ie daarbij het slachtoffer wordt van een roofoverval, of dat ander onheil hem overkomt. Een van de frappante verschillen tussen de denkrichtingen is dat Hillel wat milder, wat pragmatischer maar ook wat opportunistischer is; Shammai is strakker, consequenter, minder makkelijk.
Sommige (joodse) onderzoekers hebben geopperd dat Jezus misschien wel een volgeling van Shammai is geweest - moeten christenen gaan graven in de Mishna op zoek naar de statements van Shammai, om daaruit hun inspiratie te halen? Uit bepaalde statements van Jezus in het Nieuwe Testament valt in ieder geval af te leiden dat Jezus het met bepaalde Shammai-opvattingen eens was. De nieuwtestamenticus Davis Flusser, die Jezus graag in een zeer "joods" daglicht stelde, ziet hiervan een voorbeeld in Jezus houding t.o.v de bekering van niet-Judeeërs. In tegenstelling tot de Hillellieten, is het idee, vond Jezus het maar een waardeloze onderneming om mensen te bekeren - hij zag zich als gezonden tot Israël (de joden), en Israël alleen (!). Deze strikte houding aangaande wat "Israël" precies inhield komt overeen met Shammai.
In deel 3 hoop ik een licht te werpen op wat Paulus met Jezus heeft uitgehaald; wat we zouden kunnen hebben aan die "mondelinge Tora"; waarom christenen niet koosjer eten, en wat het christendom tegen "leefregels" heeft; en waarom ook de islam meer heeft begrepen van de "mondelinge tora", en daarmee veel dichter bij het jodendom staat, dan bij het christendom.
(klik hier voor deel 1)
Ik had me weer niet aan mijn woord gehouden.. scusi.
Niet helemaal tevreden deze keer, maar er komt i.i.g. nog wel een derde deel.
Het christendom heeft alleen in de aanbieding het recept voor het eeuwig leven. Verder is het altijd wat ambigu geweest over de bemoeienis met deze wereld.
Dit is een soort dualisme dat al vroeg is ontstaan toen de vissekom werd geleegd, en met behoorlijke consequenties.
Imho is het christendom in essentie een "feel good" religie, die weliswaar kan omslaan in somber of zelfs neurotisch geneuzel over zondigheid e.d., maar toch iets mist dat je in de islam en het jodendom herkent als "gerechtigheid". Het idee achter het monotheïsme was o.a. dat God het tuig dat de wereld kapot maakt, mensen afslacht, onderdrukt, de zaak sloopt en uitbuit, enz. uiteindelijk zal afstraffen. En dat God in Zijn Nopjes is wanneer iemand eerlijk, rechtvaardig, enz. is. In het christendom bestaat er een constante spanning tussen de Jezus-leer aan de ene kant, die precies dat zegt (imho), en de "Jezus redt u!"-leer die dat eigenlijk afwijst.
Dat wat Jezus zelf te zeggen heeft is imho indrukwekkend, maar de "Jezus Redt!"-leer is verschrikkelijk - een pseudopsychiatrische surrogaatreligie die drijft op neuroses en ook deze wereld afwijst als verder niet zo relevant.
Toen "het Westen" met het christendom afrekende werd zowel het één als het ander het raam uit gekieperd. Een minderheid behield nog wel iets van het "Jezus is een toffe peer" idee. Jezus werd een soort hippie, een laidback dude zoals in JC Superstar.
Maar nu komt de reactionaire haatzaai- en angsthazerij "back with a vengeance" (van nooit-helemaal-weggeweest). De praise! cultuur predikt gehoorzaamheid aan werelds gezag, niet aan Gerechtigheid; werken aan je eigen vage zaligheid ("ik ben heilig!"), samen met het najagen van materiële welvaart ("God wil dat ik het goed heb - en God wil ook economische groei"); anti-rationalisme (angst voor geesten, duivels, demonen, heksen, ed) en angst voor De Ander.
Dit is allemaal gechargeerd onder het mom van, als het te genuanceerd moet heb ik teveel A4tjes nodig. :-)
Dit is het begin van het hoofdstuk waaruit je citeerde:
MATTHEUS 5
1 Toen hij de mensenmassa zag, ging hij de berg op. Daar ging hij zitten met zijn leerlingen om zich heen. 2 Hij nam het woord en onderrichtte hen:
3 ‘Gelukkig wie nederig van hart zijn,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
4 Gelukkig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
5 Gelukkig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
6 Gelukkig wie hongeren en dorsten naar gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
7 Gelukkig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
8 Gelukkig wie zuiver van hart zijn,
want zij zullen God zien.
9 Gelukkig de vredestichters,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
10 Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
11 Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. 12 Verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten.
13 Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt.
14 Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. 15 Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. 16 Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.
17 Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. 18 Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. 19 Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. 20 Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.
Jezus spreekt hier over de Wet zoals die aan Mosje gegeven is, en de profetieën van de profeten die over de Messias spreken. Alles wijst naar die ene persoon: De Messias.
Overigens: De apostel Paulus had les gehad van de beroemde Gamaliel die de school van Hillel leidde.
Jezus zelf dacht daar duidelijk niet zo over:
Handelingen 1
Mattheüs 8
Lukas 7
Mooi, maar wat is nu precies je punt?
Paulus schijnt inderdaad onder Gamliël geleerd te hebben. Welke consequentie trek je daaruit? Mij is bij het lezen van Paulus vooral opgevallen dat ie het zelden over Jezus' opdracht en boodschap heeft.
Bij zijn bekering heeft Paulus de farizeese richting - lijkt mij - verlaten en de (Mondelinge) Leer voor niet-joden als irrelevant weggezet. Ik denk dat dit een cruciaal moment is geweest voor het christendom.
Dit bevestigt voor mij dat Jezus zich in eerste instantie alleen tot "Israël" (de Ioudaioi) geroepen voelde. Vandaar zijn vergelijking "kinderen" (Israël) en "honden" (de rest). Alleen op grond van de overtuigingskracht van de vrouw bedenkt Jezus zich.
Een frappant fragment, dat zeker.
Jezus had toch geen goed woord over voor "de farizeeën" die mensen gingen bekeren en dan verpesten met hun Israëlitische leefwijze. Heeft Paulus zich daar dan misschien juist aan gehouden door de niet-Israëlieten niet lastig te vallen met de Tora? Maar wat had Jezus zelf gevonden van bekering van niet-joden in zijn naam, zonder "Tora"?
Kijk, dan wordt het interessant. :-)
Zo was Mozes duidelijk een wetgevende profeet, maar David en Jesaja bijvoorbeeld profeten die de wet van Mozes onderhielden en het volk weer op het rechte pad moesten brengen.
Uit woorden van Jezus zoals "er zal geen jota en geen tittel in de wet worden veranderd", "doe alles wat de schriftgeleerden zeggen" en "wie ook maar een jota of tittel van de wet zal afdoen, zal klein zijn in het koninkrijk" blijkt naar mijn mening dat hij zichzelf zag als boodschapper die de wet van Mozes weer moest onderwijzen aan die mensen voor wie die wet bedoeld was: de kinderen Israels.
Dat betekent niet dat hij onbarmhartig was voor heidenen of vond dat zij niet verlost konden worden (zoals blijkt uit "ga heen, uw geloof heeft u behouden"), maar zijn leer was niet voor hen bedoeld.
De Koran stelt dat God profeten stuurde naar alle volkeren op aarde, en dat Mohammed tenslotte gestuurd werd om hun boodschap te bevestigen en de kern van hun leer samen te vatten:
35:24-25 "er is geen volk waaronder zich geen boodschapper heeft bevonden"
98:2-3 [over de Koran:] "zuivere bladzijden ... waarin alle eerdere geschriften verzameld zijn"
Dus ja, de Islam claimt juist dat Mohammed was gestuurd "als heil voor de heidenen"...
Wel met een gevulde vissekom.
Hee Yelam waar blijft deel 3 waarin je de schuld en boete nog es uitlegt?
Vergeef me.