1. #afhankelijkheid
  2. #biologische
  3. #consequenties
  4. #ethiek
  5. #experimenten
  6. #geschiedenis
  7. Artikelen

<< error >> (our Markdown requires webpage links, not image links, see manual)

De biologische oorsprong van Ethiek, Moraal en Recht

“Het afleiden van normen uit biologische feiten is voor veel filosofen en juristen een heikele kwestie” schrijft theoloog, bioloog en jurist Hendrik Gommer. Maar toch zou dit één van de belangrijkste discussies in de ethiek en het recht moeten zijn, een discussie die niet alleen van theoretisch belang is maar ook verregaande praktische consequenties heeft die te maken hebben met het draagvlak voor de rechtstaat, het internationale recht en het succes van onder andere het Europese project.

EVOLUTIONAIRE BASIS VAN ONS RECHTVAARDIGHEIDGEVOEL

Vampiervleermuizen leven met duizenden soortgenoten in grotten in Zuid Amerika. Tegen de avondschemer gaan ze op jacht en zoeken grote prooidieren, bij voorkeur grazers. Die worden voorzichtig beslopen. De kleine vampier bijt met vlijmscherpe tandjes haast onvoelbaar in de hiel van zijn slachtoffer en likt het sijpelende bloed op. Met volle maag keert hij terug naar zijn grot. Dat alle vampiers met bloed terugkomen, is echter allerminst vanzelfsprekend. En wat er dan gebeurt is opmerkelijk; de kleine Dracula’s delen het bloed met elkaar. De bioloog Gerald Wilkinson ontdekte dat dit geen puur altruïstische daad is. De gever van vandaag kan morgen met lege maag terugkeren en is dan afhankelijk van buren die meer succes hadden. Wilkinson ontdekte ook dat deze vampieren een zeer nauwkeurige boekhouding bijhouden aan wie ze hoeveel bloed gegeven hebben. Klaploperij staan ze niet toe. Een soortgenoot die om bloed bedelt maar zelf nooit iets geeft, wordt keihard genegeerd en legt na 72 uur zonder voedsel onverbiddelijk het loodje. De hersenen van deze vampieren zijn dan ook aanzienlijk groter en complexer dan van vleermuizen van vergelijkbare omvang die bijvoorbeeld van insecten of fruit leven en hun hoofd niet hoeven pijnigen met het vermogen elkaar individueel te herkennen en bij te houden hoe het met de balans tussen geven en nemen staat. We mogen concluderen dat deze muisgrote diertjes een gevoel voor rechtvaardigheid ontwikkeld hebben, en de complexiteit van hun hersenen mede het resultaat is van een langdurig kat en muisspelletje tussen bedriegers, bedriegen, ontmaskeren van bedriegers – want het systeem is zeker niet waterdicht; sommigen weten handig van buren te profiteren - en het update houden van de bloedboekhouding.

De Nederlandse primatoloog Frans de Waal voerde een serie elegante experimenten uit met kapucijnapen. In één daarvan zaten de aapjes in een groep in een kooi en net buiten het hok, op een plank met wieltjes, lag van allerlei lekkers. De aapjes konden echter niet ver genoeg reiken om erbij te komen. Om de versnaperingen te pakken te krijgen, moest één aap naar een uithoek van de kooi rennen om daar aan een touw te trekken waardoor de plank naar het hok toe schoof. Probleem was echter dat de aap die aan het touw trekt, elke keer het lekkers mist. Zijn maten hadden het al op toen hij terug was bij de plank. Wat we dan zien gebeuren is niet alleen een bewijs voor de intelligentie van deze aapjes, maar heeft ook met billijkheid en rechtvaardigheid te maken. Als vanzelf lijkt er na enige tijd een “rooster” te ontstaan van wie er aan de beurt is om aan het touw te trekken en dan even geen lekkernij krijgt. Deze kleine aapjes houden echter zeer precies bij wie aan de beurt is, en degene die zich aan zijn corveedienst tracht te onttrekken, kan rekenen op de woede van zijn groepsgenoten. Misbruik van het samenwerkingsverband wordt niet getolereerd.

In een ander experiment leerde Frans de Waal aapjes om een kiezelsteentje tegen een druif te ruilen. Al snel ontstond er een levendige ruilhandel tussen aapjes en verzorgers, en deden de aapjes hun uiterste best overal kiezelsteentjes te vinden. Vervolgens ging de verzorger bepaalde aapjes voortrekken op anderen. Deze lievelingetjes hoefden geen kiezelsteentje in te leveren, maar kregen zomaar een druifje. Wat er dan met de andere aapjes gebeurt is hoogst opmerkelijk en kan niet anders beschreven worden dan als een gevoel van gekrenktheid, oneerlijkheid of verraad. De onderbedeelde aapjes worden agressief, trachten de verzorgers en zijn lievelingetjes te bijten of gooien kiezelsteentjes naar hen toe. Uiteindelijk staakten ze zelfs de ruilhandel; nog liever honger lijden dan zaken doen met verraderlijke bedriegers! Rechtvaardigheid is kennelijk een hoger goed dan een lekker druifje. Opmerkelijk!

MENSELIJKE RECHTVAARDIGHEIDSINSTINCTEN

De parallellen met menselijke vormen van rechtvaardigheidsgevoel zullen duidelijk zijn, en de overeenkomst zijn zo frappant en de gevonden patronen zo universeel, dan we niet anders kunnen concluderen dan dat ook bij menselijk gevoel voor rechtvaardigheid sprake is van een biologische, aangeboren basis en dat het gedragspatronen zijn die niet aangeleerd, cultureel bepaald of bewust gekozen zijn. Waar duid ik dan op?

Net als vampiervleermuizen delen ook jagers- en verzamelaarvolkeren hun jachtbuit, tenminste wanneer het vlees van grote prooien betreft. Kleine prooien en vondsten (insecten, eieren, noten, fruit en wortels) worden niet met het hele dorp gedeeld. Die verorbert de vinder zelf of deelt ze met zijn of haar partner en met de eigen kinderen. Zo niet wanneer een jager een grote prooi zoals bijvoorbeeld een hert of wild varken verschalkt heeft. Dit wordt met het hele dorp gedeeld en in een uitbundig gezamenlijk feestmaal genuttigd, waarbij de jager of jagers die hiervoor gezorgd hebben wel de lekkerste stukken krijgen en ook op seksueel gebied nog enkele aantrekkelijke beloningen mogen verwachten. De logica achter dit patroon heeft enerzijds te maken met het gegeven dat een grote hoeveelheid vlees in het tropische gebied waar de mens geëvolueerd is, toch niet lang houdbaar is, maar ook met het gegeven dat vakmanschap en inzet geen garantie vormen voor een succesvolle jacht op grootwild. Onderzoek laat zien dat er maar een beperkte correlatie bestaat tussen inzet en vaardigheden enerzijds en resultaat anderzijds. Deze correlatie is er bij fruit en vruchten duidelijk wel; iemand die met een lege mand thuiskomt is gewoon te lui geweest. Als hij enkele uren langer had gezocht had hij wél voldoende gevonden, zo blijkt uit antropologische observaties. Hij hoeft dan ook op weinig clementie te rekenen. De bekende popularisator van de evolutionaire psychologie Desmond Morris wijst er op dat we zelfs nu nog de gewoonte hebben om hartigheden en vlees in groepen te eten en zoetigheden (fruit) veel vaker solistisch nuttigen. Een culturele gewoonte uit ons verre verleden? Of een genetisch bepaalde neiging die vroeger functioneel was en als obsoleet residu is blijven bestaan?

Maar het gaat niet alleen om vlees. Ook andere eenmalige, grote meevallers zijn psychologische equivalenten van een succesvolle jacht. In 1993 werd een Ierse vrouw haar dorp uitgepest toen ze weigerde de drie miljoen pond die ze met de nationale loterij had gewonnen te delen met haar dorpsgenoten, die dit kennelijk niet meer dan vanzelfsprekend vonden en net zo reageerden als de kapucijnaapjes toen hun basale gevoel voor rechtvaardigheid geschonden werd.

In het zogenaamde Ultimatum Spel krijgt één speler de bevoegdheid 100 euro naar eigen inzicht te verdelen tussen hemzelf en een andere speler, die hij niet kent, niet mee hoeft te overleggen en nadien ook niet zal ontmoeten. Die tweede moet wel akkoord gaan met de deal. Slaat hij die af, dan krijgen beiden niets, accepteert hij het bod dan wordt de verdeling zoals de eerste speler die bepaalde ook uitbetaald. Economen hebben lang beweerd dat voor de tweede speler acceptatie van elke verdeling – hoe nadelig ook voor hem – beter is dan een aanbod afwijzen, want dat levert niets op. Toch lijken ook hier mensen verdacht veel op kapucijnapen en andere primaten. Verdelingen die al te veel afwijken van de fiftyfifty verdeling worden door speler twee afgewezen, ondanks het gegeven dat hij dan toch 20 of 30 euro misloopt. Net zoals de kapucijnapen liever geen druiven willen dan druiven krijgen onder omstandigheden die zij als onrechtvaardig ervaren, zo zijn ook voor mensen in opvallende mate rechtvaardigheidsrelaties belangrijker dan materiële beloning. Net zo opvallend is het echter dat de meeste proefpersonen die in de rol van de eerste speler geplaatst worden, uit zichzelf kiezen voor een redelijke fiftyfifty verdeling. Leeftijd, geslacht, achtergrond of cultuur hebben hier maar een zeer beperkte invloed op.

Maar naast sociale instincten heeft de mens ook zijn mindere kanten. Eén daarvan is de drang tot competitie; om schaarse middelen, status en (daarmee samenhangend) voortplantingskansen. Ook staan we liever niet bij anderen in de schuld, en zullen we net als een vampiervleermuis alles doen om de balans weer recht te trekken. Daarnaast zijn wraak en eigenbelang ons niet vreemd. In het wolvendilemma krijgen een aantal (van elkaar gescheiden) individuen de opdracht één minuut lang niet op een rode knop voor hen te drukken. Als niemand dat doet, gaat iedereen met 100 euro naar huis. Drukt één er wel op de knop, dan krijgt die persoon 10 euro en de rest niks. De meest rationele strategie zou zijn niet te drukken, maar wantrouwen krijgt snel de overhand en bang als mensen zijn dat een ander zich niet kan bedwingen, reikt iedereen naar de knop om toch maar alvast die 10 euro binnen te halen.

De combinatie van deze elementen kan tot een giftige cocktail leiden. Bekend zijn de Potlach feesten van Noord Amerikaanse indianen. Stammen boden elkaar luxe giften aan, die beantwoord werden met nog luxere of extravagantere tegengiften. Achterblijven in deze zinloze ratrace zou tot onacceptabel gezichtsverlies leiden. Omdat de geschenken ook vaak kapot gemaakt werden – ze nuttig gebruiken zou als teken van afhankelijkheid opgevat kunnen worden – werden op deze manier complete locale economieën geruïneerd.

DE ZONDIGE MENS; RESIDU VAN EEN PRESECULIER MENSBEELD

De mens is goed noch slecht, maar het resultaat van een langdurig evolutionair proces. We zijn bij uitstek groepsdieren. Onze intelligentie mag dan superieur zijn aan dat van andere organismen, qua lichaamskracht, snelheid en wapens zoals tanden en klauwen, leggen we het simpelweg af tegen de meeste dieren van gelijke lichaamsomvang. Alleen in de groep hadden en hebben we kans om te overleven en onze instinctieve software is tegen die achtergrond geprogrammeerd. Dit heeft geresulteerd in een indrukwekkende serie deugden. We werken samen, komen tot efficiënte taakverdelingen, kunnen ons inleven in anderen, voelen medelijden, willen anderen helpen, ondersteunen zwakkeren, kinderen en ouderen. We adopteren weesjes van stamgenoten, offeren ons leven voor hen in oorlogen en in de strijd tegen natuurelementen. We zijn van nature begiftigd met een sterk rechtvaardigheidsgevoel en worden kwaad wanneer daaraan getornd wordt. Per saldo is de mens een supersociaal wezen. Toch is dit evidente gegeven doorheen de geschiedenis amper onderkend.

Op een aantal uitzonderingen na laat de ideeëngeschiedenis van de westerse wereld een vrij donker en negatief mensbeeld zien. Sigmund Freud moet welhaast op de hoogte zijn geweest van Darwins ideeën, maar zijn visie op de primaire driften van mens, waren zonder uitzondering duister, pervers, agressief en negatief. Kleine jongetjes willen hun vader vermoorden en seks hebben met hun moeder of worden gedreven door een verlammende castratieangst. Mogelijk getekend door de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog, veronderstelde Freud een inherente doodsdrift in ons, vergelijkbaar met het (onjuiste) verhaal over zelfmoordende lemmingen; een idee dat op geen enkele manier te rijmen is met de wereldbeschouwing van Angelsaksische denkers als Darwin en Willam James.

Ook de kerk heeft weinig vertrouwen in de inherente goedheid van de mens. Volgens de gangbare christelijke visie is de mens tot niets goeds en tot alle slechts in staat. Erfzonde belast zelfs het pasgeboren kind en alleen door goddelijke voorzienigheid is vergiffenis en redding mogelijk. Ook nu nog heerst in fundamentalistische christelijke kringen het idee dat verdwijnen van godsdienst onherroepelijk tot een tweede Sodom en Gomorra zal leiden. In deze visie doet de mens alleen goed onder dwang van de dreiging van hel en verdoemenis. Zonder toezicht van de Grote Cipier komt onherroepelijk het beest in hem los.

Maar de ratio dan? Kan dat dan niet eenvoudig het fundament onder onze moraal, ethiek en rechtssystemen zijn? Hobbes betoogt dat we door een rationeel doordacht en vrijwillig contract macht afstaan aan de Leviathan, omdat de rede ons leert dat dit uiteindelijk iedereen ten goede komt. Een centrale toezichthouder die afdwingt dat niemand op de rode knop drukt tijdens het wolvendilemma,maakt dat iedereen met honderd euro naar huis gaat.

Toch is mijn antwoord op bovenstaande vraag ontkennend. De manier waarop theoretici als Ronald Dworkin rationaliteit voorstellen, is meer doordrongen van het preseculiere mensbeeld dan ze zelf mogelijk willen toegeven. In deze visie is rationaliteit namelijk een autonome deugd, een speciale gave van God aan de mensheid, een essentie van de ziel die uniek menselijk is en voorbehouden aan de evenbeelden van de Schepper. Deze visie houdt geen rekening met het gegeven uit de evolutionaire psychologie dat rationaliteit altijd ondergeschikt is aan de emotie. Doelen die mensen zichzelf stellen en waarden die ze belangrijk vinden na te streven, zijn zonder uitzondering emotioneel bepaald. Vervolgens kunnen de middelen om die doelen te realiseren wel als meer of minder rationeel bestempeld worden. Dat ik een mooie sportauto wil of dat ik mijn kinderen gelukkig wil zien opgroeien, zijn doelen die mij ingegeven zijn door evolutionair bepaalde instincten. Geef ik mijn geld dat ik gespaard had voor die sportauto uit aan andere dingen, dan kan dat als irrationeel bestempeld worden. Net zoals dat ik activiteiten zou ondernemen die evident het lange termijn geluk van mijn kinderen zouden schaden. Hume merkte al op dat de Rede de slaaf van de Hartstochten is en Bacon heeft het over “Passion before reason”. Rationaliteit als autonome entiteit is een metafysisch concept, waarvoor in seculiere wetenschap geen plek meer is.

HET ZWAAR GEËRODEERDE FUNDAMENT ONDER ETHIEK, MORAAL EN RECHT BEHOEFT VERVANGING

Ethici, juristen en moraalfilosofen zijn niet de enigen die zich nog niet de volle implicaties van Darwins idee realiseren. Voor biologen is de geleidelijke overgang tussen soorten een vanzelfsprekendheid. Het idee dat de mens een unieke positie heeft en ontdekkingen die we bij andere soorten doen, niet ook voor de mens zouden gelden, wordt daar al sinds lang als absurd afgedaan. Ook in de psychologie lijkt het tij te keren. Werd Buikhuizen nog het land uitgepest, tegenwoordig geen enkele protestklank tijdens hoorcolleges over sociobiologie of evolutionaire psychologie. “Wij zijn ons Brein” van Dick Swaab stond wekenlang in de top van de bestsellerslijsten en de inhoud ervan riep weinig controverse op.

Rechtsfilosofen en ethici lijken hier een trein gemist te hebben, en baseren hun ideeën op preseculiere fundamenten die inmiddels aardig aan het wegrotten zijn. Het wrange is dat de meesten zelf de ernst van deze situatie nog niet inzien. Hendrik Gommer haalt de denker Rothkamm aan die er zelfs voor pleit recht en moraal opnieuw in religie te funderen; een reactionaire noodgreep die naar mijn mening gedoemd is te mislukken. Hoewel de meeste rechtsfilosofen en ethici in hun particuliere leven waarschijnlijk overtuigde atheïsten zijn, baseren ze hun werk op grondbeginselen die rechtstreeks uit religie zijn afgeleid. Een misstand die nodig gecorrigeerd moet worden.

VAN FEITEN NAAR NORMEN; EEN ILLUSOIRE TEGENSTELLING

Biologen, psychologen en andere empirische wetenschappers onderzoeken hoe de wereld is, ethici filosofen en juristen denken na over hoe die zou moeten zijn. Uit “is” kan geen “ought” worden afgeleid, is een veelgehoorde opvatting, één die helaas ook maar al te vaak wordt aangedragen als excuus voor intellectuele luiheid en als legitimering misbruikt wordt om de empirische wetenschappen links te laten liggen. Het gevolg daarvan is dat de normatieve disciplines niet alleen links, maar links en rechts worden ingehaald door de feiten. Het is in mijn ogen zeer onwenselijk dat in opleidingen recht of ethiek vakken als biologie, psychologie en ook statistiek in het curriculum ontbreken.

Normen zijn wel degelijk uit feiten af te leiden, en wel uit de feitelijke stand van onze emotionele en driftmatige constitutie zoals die door een proces van biologische evolutie geschapen is. Waarom hebben we wel een wet tegen mensenmoord en niet tegen het doodslaan van een vlieg? Waarom wel regels tegen diefstal van mijn koe, maar geen verbod voor de Afrikaanse leeuw om een gnoe te doden? Het antwoord ligt in de mate waarin deze zaken ons emotioneel beroeren, en de mate waarin ze ons emotioneel beroeren is weer te herleiden uit de evolutionaire functies die deze emoties vervulden. De Inclusive Fitness theorie van Hamilton bijvoorbeeld zegt dat we meer over hebben voor een familielid dan voor een vreemde, omdat de eerste meer genen met ons deelt en inspanningen die ik verricht om mijn broer het leven te redden feitelijk resulteren in een grotere kans op het voortbestaan van genen die exacte kopieën zijn van een deel van mijn eigen genen. Daarom dat een ongeluk van mijn eigen kind me meer raakt dan de dood van tien kinderen in een land ver weg.

Individuen en gemeenschappen bouwen op basis van ervaringen en toetsing van die ervaringen aan hun gevoelens, beelden op van het goede leven. Ook mensen die volkomen onwetend zijn van formele filosofische en juridische denkbeelden, kunnen zonder al te veel moeite een set regels, kaders en doelen schilderen die in hun beleving bijdragen aan een goede wereld. Deze beelden zullen sterk overeenkomen in verschillende culturen en tijden, omdat de basis ervan niet cultureel maar biologisch bepaald is (eenzelfde proces is overigens ook aangetoond voor onze esthetische voorkeuren). Deze intuïtieve moraal vormt de basis voor de formele moraal en het formele recht dat daar nadien op gebaseerd is.

DE FRAGIELE LEVENSLIJN TUSSEN INTUITIEVE EN FORMELE MORAAL

En hier doet zich een lastig probleem voor. Onze evolutionaire emoties, driften en intuïties zijn geëvolueerd onder specifieke omstandigheden, en die wijken soms nogal af van de omstandigheden in onze moderne wereld. Zo zijn we evolutionair geprogrammeerd om zoet, zout en vet lekker te vinden, zodat we in prehistorische tijden een vetreserve konden aanleggen wanneer er veel voedsel voorhanden was zodat we eventuele schrale tijden konden overleven. Het verhoogde de overlevingskansen, waar nu precies het omgekeerde geldt met op elke hoek van de straat fastfood en overal zout, snoep en zoet binnen handbereik.

Onze ethische intuïties zijn geëvolueerd binnen het gegeven van een relatief kleine groep mensen waarmee we persoonlijk samenwerkten en problemen oplosten. De jagersgroep, een dorp of een clan. Veel groter dan 150 mensen waren deze sociale verbanden niet. Binnen een dergelijke groep blijken onze morele intuïties prima te functioneren en verloopt het samenleven en samenwerken op een relatief soepele manier. Mensen voelen zich met hun groepsgenoten verbonden, en de beschreven emoties van rechtvaardigheid, delen, samenwerken, schuldgevoel en schaamte zorgen ervoor dat er weinig expliciete regels nodig zijn om het sociale verkeer soepel te laten verlopen. Waarnemingen in apenkolonies bevestigen dit beeld.

Maar onze maatschappij bestaat tegenwoordig niet meer uit geïsoleerde sociale verbanden die niet groter zijn dan 150 leden. Groepen werden dorpen, dorpen werden steden, steden verenigen zich tot landen, de Europese landen verenigen zich langzaam in de EU en in andere verbanden zien we langzaam een globale gemeenschap ontstaan. Met de groei van deze sociale verbanden, groeide ook het systeem van wat we kunnen noemen de Formele Ethiek en het Formele Recht. Professionals (juristen, ethici, filosofen en bestuurders) creëerden een steeds verfijnder en geavanceerder web van regels, geboden, plichten en rechten, afgestemd op de complexiteit van de moderne wereld. Van belang hierbij is ons te realiseren dat de feitelijke aard van dit formele systeem niet anders is dan van het intuïtieve systeem waar het uit ontstaan is. Hendrik Gommer wijst ons erop dat de indeling van het recht nog geheel de structuren van de oersamenleving volgt. Wie krijgt welke bevoegdheid in een groep? Dit is het staatsrecht. Hoe moeten leiders zich gedragen? Het Bestuursrecht. Hoe moeten leden van een groep met elkaar omgaan? Het Privaatrecht. En: Waar liggen de grenzen van vrijheid? Het Strafrecht.

De niet-professional herkent door zijn aangeboren intuïties het overgrote deel van de regels die in formele systemen zijn vastgelegd. Intuïtieve en formele moraal overlappen elkaar, en natievorming is ook steeds gepaard gegaan met een socialisatieproces waarbij eventuele hiaten tussen deze twee systemen soepel werden weggepoetst. Was het in het Amerika van vóór de slavernij nog normaal om zwarten niet als volwaardige mensen te beschouwen, ruim honderdvijftig jaar na de afschaffing van de slavernij zijn formele en intuïtieve ethiek weer redelijk in één lijn komen liggen.

Soms echter ook blijken moraalfilosofen en juristen evolutionaire basisgegevens met voeten te treden, en mist het resultaat van hun intellectuele exercitie het brede draagvlak waar ze op gehoopt hadden. Een sprekend voorbeeld hiervan is het werk van de Australische filosoof en voorvechter voor de dierenrechten Peter Singer. Hij vraagt zich af wat de mens uniek menselijk maakt, en komt uit bij criteria als zelfbewustzijn, denkvermogen, creativiteit, moreel gevoel, empathie en het vermogen te lijden. Als dit de criteria zijn die menselijke waardigheid bepalen – zo is zijn strikt logische redenering – dan is het leven van een volwassen, gezonde chimpansee meer waard dat het leven van een permanent comateuze mens, en daar trekt hij dan weer de conclusie uit dat destructieve medische proeven beter op comateuze mensen dan op gezonde chimpansees kunnen worden uitgevoerd. Verder redeneert hij vanuit een strak utilitaristisch standpunt, dat een bedrag uitgegeven om je eigen kind het leven mee te redden beter in Afrika uitgegeven had kunnen worden waar met dezelfde hoeveelheid geld het leven van tien kinderen gered had kunnen worden. Hoewel er formeel-logisch geen speld tussen te krijgen is, roepen de redeneringen van Singer bij de meeste mensen toch ernstige intuïtieve bedenkingen op. Pas wanneer we Hamilton’s Inclusive Fitness theorie erbij halen, blijkt dat de uitgangspunten van waaruit Singer vertrok niet kloppen, en dus ook zijn conclusies niet geldig zijn.

Deze onderlinge adaptatie tussen intuïtieve en formele moraal (en recht) is dus zeker geen vanzelfsprekend gegeven, en dat verliezen de genoemde professionals soms uit het oog. Zij leven in een aantal gevallen in hun eigen wereld, hun eigen werkelijkheid en hebben weinig begrip voor de gevoelens van de niet-professional die gemakkelijk afgedaan worden als “onderbuikgevoelens”. Toch zal elk juridisch en ethisch systeem dat op maatschappelijk draagvlak wil rekenen, zich van dit spanningsveld bewust moeten zijn en zich steeds moeten afvragen hoe het gat tussen intuïtieve en formele moraal te dichten. Hertogh spreekt in deze over het gevaar van Rechtsvervreemding. De transformatie van een kleine groep naar grotere verbanden, en de gelijkmatige ontwikkeling daarin van alle relevante systemen (economisch, sociaal, politiek, monetair, cultureel en ethisch) is geen vanzelfsprekende zaak en verdient onze voortdurende aandacht. Het dichten van het gat tussen intuïtieve en formele moraal is een casus die vooral via de emotie en zeker niet alleen via de ratio gewonnen kan worden. Het is ook geen klus voor juristen en filosofen alleen maar net zo goed voor toegepaste gedragswetenschappers en praktische bestuurders.

Henk Verhoeven is werkzaam als docent Toegepaste Psychologie aan de Fontys Hogescholen. Afgelopen zomer publiceerde hij “Oerganisatie. De evolutie van samenwerking, van mierenhoop tot multinational” (Maven Publishing), waarin hij verschijnselen als samenwerking, moraal, economie en technologie vanuit een evolutionair perspectief benadert.

www.civismundi.nl

No Rights Reserved (CC0 1.0)
2
  1. tight-cell-9948@tight-cell-9948
    #152190
    "... dan we niet anders kunnen concluderen dan dat ook bij menselijk gevoel voor rechtvaardigheid sprake is van een biologische, aangeboren basis en dat het gedragspatronen zijn die niet aangeleerd, cultureel bepaald of bewust gekozen zijn."

    Wat een bagger.
    Op enkele reflexen na - grijpen, zuigen, oogreflex - is het enig natuurlijke aan de mens dat die niet natuurlijk is - de rest is cultuur en dus aangeleerd. Men wordt 'neutraal' geboren. Zie onderzoek met baby dat een konijn en een rat krijt voorgeschoteld. Bij het konijn worden enge geluiden gemaakt, bij de rat niet. De baby wordt bang van het konijn en uiteraard niet van de rat. Emoties als angst, vreugde e.d. worden aangeleerd en zijn onderdeel v.d. emotie-taal.
  2. tight-cell-9948@tight-cell-9948
    #152191
    " ... menselijk gevoel voor rechtvaardigheid sprake is van een biologische, aangeboren ... "

    Absolute nonsense !