1. #antropoceen
  2. #biologie
  3. #menselijk-tijdvlak
  4. #qme
  5. #uitsterven
  6. Artikelen

Veroorzaakt het antropoceen krimpende dieren? Deel 2

Voorwoord
Dit artikel is deel 2 van een tweeluik over een gevolg van het antropoceen: het tijdvlak van de mens. Het is een vrije vertaling van een stuk van David Malakoff gepubliceerd in ABC environment, Malakoff is een wetenschappelijk redacteur voor Conservation Magazine. In een eerder artikel werd beschreven dat geologen een robbertje aan het vechten zijn over het wel of niet accepteren van het nieuwe tijdvlak van de mens: het antropoceen. In dit deel de acties en resultaten.

Een wereld vol minidieren en dwergen

De geschiedenis herhaalt zich, huidige inzichten

Mensen bezitten de neurotische dwang om naar dingen te grijpen waar (onbewust) het meest naar verlangd wordt. Dit was ook de conclusie van Jeffrey Hutchings and Dylan Fraser in een publicatie uit 2008 in het wetenschappelijke tijdschrift Moleculas Ecology. Het vangen van de grootste vissen voor consumptie heeft automatisch tot gevolg dat de kleinere (on)volwassen dieren een grotere kans bezitten om te overleven. Dit resulteert ook in een grotere voortplantingskans voor de kleine jongens en dit resulteert uiteindelijk in versneld krimpen.

Dit is ook de boodschap die Darimont en zijn collega’s verkondigen in hun publicatie in PNAS in 2009. Het is opvallend dat de meest gevangen soorten ook de grootste krimp bezitten. Zelfs sneller als soorten die in een sterk vervuilde of door mensen grotendeels gecultiveerde levensomgevingen.

Wereldwijd zijn er meer als 100 soorten waarbij er selectief op de grootste dieren wordt gejaagd. Philip B. Fenberg en Kaustuv Roy van de University of California rapporteerden dit in het tijdschrift Molecular Ecology in 2008. Dit zou wel eens onverwachte en ecologisch gevaarlijke gevolgen kunnen hebben.

Door de grootste exemplaren uit een kudde te verwijderen, bijvoorbeeld eland en rendier, worden de vrouwtjes gedwongen om te paren met jongere en kleinere mannetjes. Hier wordt een complexe kettingreactie gestart welke resulteert in kleinere kalven, welke een lagere overlevingskans bezitten als de grotere babies.

Door het kermisschieten van de dominante mannelijke exemplaren van de grizzly en leeuw , krijgen minder dominante mannetjes een kans, zij doden als eerste de jongen van de voorganger. Hierdoor wordt de reporductie vertraagd.

Kermisschieten

Sommige vissen en ongewervelden veranderen van geslacht bij het volwassen worden. Door de grootste exemplaren weg te halen kan dit grote gevolgen hebben voor de sexe-ratio en het aantal nakomelingen.

Een van de bizarste gevolgen vindt plaats bij de Afrikaanse olifanten. Indien jagers alleen de allergrootste mannetjes met de grootste slagtanden doden kunnen de jongere mannetjes in een levensfase komen welke “early musth” wordt genoemd. Door deze “early musth” komen de mannetjes in een soort trance en zijn levensgevaarlijk voor mens en dier. Ook bij (de bedreigde) neushoorns treft men dit gedrag aan. Bij het verdwenen van de allergrootste en allersterkste mannetjes zal het aantal “early musth” gaan toenemen.

Het is op dit moment niet duidelijk of deze wereldwijde selectiedruk zal eindigen in een permanente krimp. In sommige studies wordt de suggestie gewekt dat het verwijderen van de grootste bomen voor meerdere generaties de genen voor de grootte uit het DNA “zeven”. In een eenvoudig maar arbeidsintensief experiment bewees de bioloog David Conover dat het niet veel tijd kost om een soort te laten krimpen.

In een serie baden werden scholen jongen van de kleine vis de Atlantische koornaarvis grootgebracht. Vervolgens werden deze scholen bewust overbevist. Van een bad bijvoorbeeld, werden systematisch de grootste exemplaren eruit gevist. Dit werd voor 5 generaties herhaald en zoals verwacht vond er krimp plaats. Toen stopten de onderzoekers met vissen, na 5 generaties werden de vissen langzaam maar zeker groter. Echter de afmetingen waren significant kleiner ten opzichte van de vissen voor de selectieve visserij.

Het resultaat is dat de veranderering hersteld kan worden maar verwacht wordt dat dit voor de Atlantische koornaarvis minstens 12 generaties in beslag neemt. Conover verklaart: in de werkelijke wereld betekent dit dat na jaren van intensief “oogsten”, het voor de soort nog vele tientallen jaren tijd zal kosten om zich te herstellen.

Invloed van klimaatverandering

De krimp als gevolg van klimaatverandering is waarschijnlijk nog moelijker te herstellen. Wetenschappers zijn het met elkaar eens dat in het verleden veranderingen van het klimaat invloed heeft gehad op de lichaamsgrootte. Bij warmere temperaturen hebben kleinere lichamen het voordeel bezitten van een relatief grotere oppervlakte, de warmte kan beter afgevoerd worden.

Tot op heden heerst er nog geen consencus dat de “huidige klimaatopwarming” diersoorten doet krimpen. Echter het bewijs dat dit gaande is, groeit. Bijvoorbeeld een studie van 17 warmbloedige gewervelden gaven als resultaat dat er bijna 75% een afname in overall gewicht is waargenomen. Joanne Isaac van de James Cook University heeft in 2009 hierover een artikel gepubliceerd in het tijdschrift Endangered Species Research. Een ander onderzoeksteam rapporteerde in Oikos dat migrerende vogels een geleidelijke afname in gewicht laten zien. De resultaten zijn afkomstig van een vogelstation in Pennsylvania, deze metingen weden gestart in 1960 .

Deze trends kunnen ook opgevat worden als goed nieuws, vertelt Isaac, kleinere soorten hebben een grotere overlevingskans. Echter verschuivingen in het voortplantingsseizoen en regenpatronen, beide gerelateerd aan klimaatverandering, kunnen in werkelijkheid resulteren in een toename van uitstervende dieren.

En de ecosystemen?

Welke veranderingen in ecosystemen, door krimp en verlies van grote soorten, zullen optreden is niet altijd even duidelijk maar wetenschappers waarschuwen dat deze dramtisch kunnen zijn. Het verdwijnen van een top-predator kan een explosie geven in kleinere diersoorten, zij worden niet meer gegeten (denk aan de kat en de muis).

Het verlies van bepaalde grote soorten, bijvoorbeeld walvissen, kunnen gehele “body-ecosystems” wegvagen. Walvissen dragen parasieten en mutualistische organismen bij zich welke nergens anders worden aangetroffen.

Grote soorten, zoals de olifant, bepalen ook het landschap, hun leefomgeving. Door bomen omver te duwen en kleine boompjes te maaien. Kleinere soorten zijn niet in staat om dit tuinierswerk over te nemen.

De invloed van grote soorten op een ecologisch systeem kan sterk verschillen van die van een kleinere soort. Een voorbeeld zijn de grote landzoogdieren, ´deze bestaan hoofdzakelijk uit grazers of carnivoren. De kleinere landzoogdieren voeden zich met zaden of insecten. Het is dus onwaarschijnlijk dat een kleinere zoogdieren de rol van de grote verdwenen kunnen en zullen overnemen.

In een publicatie in het tijdschrift Proceedings of the Royal Societ B, toonden Susanne Fritz en haar collega’s aan dat door het behouden van zowel grote als kleine dieren het ecosysteem een grotere weerstand bezit als verwacht. Wetenschappers noemen dit de body-mass variation oftewel allometrie.

Wetenschap en natuurbescherming

Een verbeterde waarneming door te leren van het verleden is de wetenschappelijke bijdrage aan het oneindige doorzettingsvermogen van vele natuurbeschermers. Vele van hen werken hard om het reeds 25.000 jaar durende proces van het uitmoorden van de grote soorten een halt toe te roepen. Door dit doel te bereiken kunnen vele ecosystemen bewaard blijven voor de toekomst.

Fritz en collega’s beschreven afgelopen jaar in Ecology Letters de hypothese dat de grote dieren welke leven rond om de eqautor meer directe hulp nodig hebben dan diegene die leven in een koeler klimaat.

“Big is bad, but only in the tropics” was de samenvatting van de resultaten. Het blijkt dat grote zoogdieren het meest bedreigd worden in de tropische regio’s. Hier bevindt zich nog relatief veel onverstoorde natuur. Ironisch genoeg omdat de mens in de koelere regio’s door landbouw al in beslag heeft genomen.

In een andere poging om te voorkomen dat het QME zich herhaalt concentreren andere natuurbeschermers op de bescherming van meer dan 100 “hotspots”. Deze brandhaarden bedekken 21% van het landoppervlak van moeder aarde. Deze gebieden bezitten nog enkele van de grote landzoogdieren die hier 500 jaar geleden ook al leefden. Dit wordt beschreven in een publicatie van het tijdschrift Journal of Mammology.

Andere natuurbeschermers gaan zeer wetenschappelijk te werk. Zij bestuderen de geschiedenis, voortplantingssnelheid en leefomgeving van enkele grote katten. Uit deze gegevens wordt geprobeerde de minimale landoppervlakte om te overleven te schatten. Indien men 6% van het oorspronkelijke levensgebied van de tijger beschermt dan zullen de aantallen een boost krijgen. Sommige landen zijn overgegaan om dit levensgebied versterkt te gaan beschermen.

It’s a small world, after all.

Deel 1

abc.net.au

No Rights Reserved (CC0 1.0)
0