1. #bisfenol-a
  2. #bpa
  3. #ftalaten
  4. #gezondheid
  5. #kunststof
  6. #phtalaten
  7. #plastic
  8. #voeding
  9. #weekmaker
  10. #xeno-oestrogeen
  11. Artikelen

<< error >> (our Markdown requires webpage links, not image links, see manual)

Plastics en gezondheid

“Wilt u het in een papieren of een plastic zak?”, vraagt het meisje. Valse schein, die bruine papieren zakken. Er zit een strook plastic in zodat je je brood kunt zien. Milieuvriendelijk is het wederom niet. Landbouwareaal gebruik je best om hoogwaardige gewassen te verbouwen. Verpakkingsmateriaal is laagwaardig, net zoals als (bio-)brandstof. Dus kies ik weer voor plastic. Hiermee kan ik het brood ook invriezen en droogt het niet uit. Mijn brood wordt zo 100% gegeten. Plastic is fijn, al zijn niet alle toepassingen om enthousiast over te worden.

Natuurlijk worden er veiligheidsnormen voor kunststoffen bepaald door commissies ingesteld door de overheid. De toelatingsorganen worden nogal eens bevolkt door deskundigen die (ook) industriële belangen dienen. Of de uiteindelijke normen en wetten worden gehandhaafd is ook nog maar de vraag. Met de invoering van marktwerking is steeds vaker een klacht nodig voor enige controle van wat er in de praktijk gebeurt. Dat onderstreept weer eens onze eigen verantwoordelijkheid bij het maken van keuzes. Zelfredzaamheid dus.
Ik voelde me geroepen om een uitleg te geven over plastics en kunststoffen. Als HTS’er chemische technologie studeerde ik af met ‘kunststoffen’ als keuzevak in 1992. Daarmee geef ik grenzen van mijn kennis aan: bovengemiddeld en beperkt. Aanvulling is welkom.

Wat is plastic?
Plastic is gemaakt van polymeren, lange ketens van moleculen die aan elkaar zijn geregen via chemische reacties. Dat rijgen gebeurt in de chemische industrie en in de natuur. Cellulose is een natuurlijk polymeer. De industrie maakt zulke stoffen op verschillende manieren uit monomeren, de kleine bouwstenen van de ketens. Polyethyleen voor zakken wordt van bijna alleen etheen (ethyleen) gemaakt. ABS voor Lego wordt van drie verschillende stoffen vervaardigd.
Als het polymeer is gemaakt dan is het soms al geschikt voor verwerking. Vaak komen er dan nog additieven bij zoals pigmenten, weekmakers, stabilizatoren, vulstoffen en/of vlamvertragers. Als de kunststof compleet is en klaar voor verwerking tot een eindprodukt dan heet het een compound.
Plastics worden op uiteenlopende manieren verwerkt en voor diverse toepassingen. Dat maakt ze duur of goedkoop. Vandaar de diverse soorten, al komen we om ons heen dikwijls dezelfde plastics tegen.
Kunststoffen die je kunt smelten heten thermoplasten. Thermoharders daarentegen maak je maar één keer, zoals bakeliet. Bij thermoharders zijn de lange polymeren overbrugd en wordt het een netwerk. Dat doen ze bij rubbers meestal ook en dan heet het vulcaniseren. Die kan je dan ook niet meer smelten. Elastiekjes zijn natuurlijk rubber zonder enige toevoeging.

Blootstelling aan plastics
Sommige plastics kunnen onder omstandigheden stoffen loslaten (migratie) waar we niet gezonder van worden en de natuur net zo min. Voor ik het overzicht geef van de soorten plastics loop ik even wat termen door die in deze uiteenzetting voorkomen. De woorden zijn bruikbaar bij Scrabble en ik hoop dat je ze kunt onthouden.
Xeno-oestrogeen (pseudo-hormonen): Er zijn een aantal kunstmatige stoffen die zich gedragen als hormoon, met name het vrouwelijk hormoon oestrogeen. Híer krijg je nou letterlijk tieten van. Het is niet voor niks dat mannetjes in de natuur soms moeilijk te herkennen zijn en niet meer als zodanig functioneren. Zorgelijk. Deze stoffen verstoren nog andere processen in ons lichaam en kunnen ons ziek maken (kunnen). Bisfenol-A (Bisphenol-A, BPA) is zo’n stof. Deze zit op thermische kassabonnetjes en in epoxyhars. Verder staan zogeheten ‘ftalaten’ bekend als xeno-oestrogeen. Deze ftalaten komen voor als weekmakers (voor PVC) en in PET-flessen als monomeer. Ftalaten vertrouw ik geen van allen, ook niet het veilig verklaarde DIDP. Weekmakers in het algemeen hoef je overigens niet als boosdoenders te zien. Er zijn ook onschuldige types.
Vlamvertragers: Electronica als computers wordt voorzien van broomhoudende vlamvertragers. Deze stoffen zijn giftig en breken niet makkelijk af in de natuur. Als je televisie in brand staat dan zou ik de rook niet inademen. Dat geldt voor meer plastic en rubber.
Monomeren: Dit zijn de bouwstenen van de polymeren, de ketens. Dat er monomeren in de plastic achterblijven is geen verrassing. Ze zijn niet persé ongezond. Vaak wel. Een co-monomeer is een stof die ‘ook’ mag meereageren om het polymeer iets andere eigenschappen mee te geven. Zo wordt er wel een beetje etheen gebruikt bij het maken van polypropeen.

De bekende plastics
Hier geef ik een overzicht van de plastics die je zo gemiddeld op een dag tegenkomt, met name die soorten waar we het meeste contact mee maken. Daarom leg ik meer nadruk op voeding gerelateerde plastics.
Polyethyleen (Polyetheen, PE, HDPE, LDPE, LLDPE): Waar zouden we zijn zonder polyetheen? Het wordt gebruikt voor folie en zakken, bakjes, snijplanken en dopjes van lijmtubes. Je kunt het niet lijmen. PE voelt glad aan. Ik beschouw dit als een schone plastic omdat je het van etheen kunt maken. Etheen komt voor in fruit (bananen). Er wordt echter ook buteen en hexeen gebruikt als co-monomeer (tot 10%) om de mechanische eigenschappen te veranderen. Beide stoffen zijn langere varianten op etheen en beschouw daarom polyetheen als schone kunststof. PE maakt zo’n 29% van alle plastic uit.
Polypropyleen (Polypropeen, PP): Deze plastic lijkt erg op PE maar is (nog) minder breekbaar. Je kunt er zelfs (oranje) touw mee maken of kunstpapier (overalls). Veel bakjes zijn van PP. Etheen is soms een co-monomeer. PP maakt 19% van de markt uit.
Nylon (polyamide, PA): Dit is een sterke soort, geschikt als vezel en bekend van textiel, vislijn en tandenborstelharen. Het wordt ook veel in andere vormen verwerkt, zoals tot hamers, schroeven of lagers in keukenmachiners (zonder smering). Nylons zijn er (ook) in verschillende soorten zoals: nylon 6, nylon 12, nylon 6.6. Nylon was de merknaam voor polyamide. Ik beschouw het als een schone soort.
Polystyreen (PS): Dit is de plastic van de champignonbakjes, koffiebekertjes en piepschuim. Het kan mooi glashelder worden gebruikt en is dan breekbaar (CD-doosjes). Als doorzichtigheid niet belangrijk is laat men er wel 4-8% van een rubbersoort laat meereageren. Daarvoor kán SBR (styreen-butadieen rubber) of butadieenrubber worden gebruikt. Al deze stoffen vind ik wat minder schoon.
ABS (acrylonitril-butadieen-styreen): dit is een sterk co-polymeer waarvan ze Lego, telefoons en autointerieuren maken. Door met de drie componenten te variëren ontstaan hardere of flexibelere soorten. ABS kom je in de keuken haast niet tegen. ABS voor Lego is overigens extra gecontroleerd op monomeren. Mijn broodtrommel is misschien van ABS.
Polyvinylchloride (PVC, ‘vinyl’): Een hit. We vinden PVC op de vloer, kunstleer, in opblaasbaar speelgoed, leidingen, tuinslangen, kozijnen en laminaat. Het is sterk en laat zich makkelijk verwerken. Het is als verpakking (blister, folie en fles) min of meer uitgebannen nadat het gelinkt werd aan uitstoot van dioxines bij verbranding. Slecht gefundeerd. Werkelijke risico’s kwamen niet in beeld. Vinylchloride monomeer is geen lievertje. Op stortplaatsen controleert men de concentraties van deze stof, hoorde ik tijdens een milieubeurs in Engeland. Wat meer in het nieuws komt zijn de problemen rond de weekmakers, ftalaten als DOP (dioctylphtalaat). Zonder weekmaker is PVC veel te bros en dus wordt het erin gemengd. Het punt is: het kruipt er ook weer uit. Dat kan zo bont zijn dat plastic een ‘vetlaag’ krijgt zoals ik onlangs merkte bij een USB-kabel. Oud kunstleer gaat hierom ook scheuren. Die weekmakers krijgen we zo in ons lichaam, xeno-oestrogenen. Je hoeft zelf geen geslachtelijke verandering vrezen. Ons kroost loopt meer risico. Ik ben dus niet dol op PVC.
Polyetheenterephtalaat (PET, PETE): Deze kennen we goed als de PET fles. Het is een sterke kunststof, mooi helder en goed te recyclen (tot fleece truien). Hoeveel ftalaat er in het flessenwater kruipt vraag ik me af. Het massale in-vitro experiment is gaande, aangezien praktisch alle frisdrank in PET wordt verpakt. Ik ben niet dol op PET.
Polycarbonaat (PC): Dit is een vrij dure en supersterke plastic voor helmen, CD’s, lagen in kogelvrij glas en zuigflessen. Daar is nu wat om te doen: BPA. Bisfenol-A komt vrij uit de plastic, een xeno-oestrogeen. Polycarbonaat komt nog regelmatig terug als plastic voor voedsel. M’n keukenmachine heeft een bak van PC en de mooiere festivalbekers voor wijn en bier hebben het stempel ‘PC’ ook vaak op de onderkant.
PTFE (Teflon, polytetrafluoretheen): Dit plastic is glad, reageert niet (inert) en kan goed tegen hitte. Vandaar dat het aan de binnenkant van een tostiapparaat zit als anti-aanbaklaag. Daar zie ik niets mis mee. De temperatuur is goed geregeld. Iets anders is het als de consument (kijk uit, daar is ie weer) z’n pannetje op het gas opstookt. Dan kan de anti-aanbaklaag wél tot ontleding komen. In de koude oorlog deden spionnen soms Teflon in de tabak van een cigaret. De effecten waren dodelijk, naar verluid. Dus zie hier de grenzen van PTFE.
Polyester: Als één term verwarrend is, dan is polyester het wel. Onder polyester worden verschillende plastics geschaard: PET, verfhars, polyurethaan (sponsjes, matrassenschuim) en het materiaal voor boten. Dat laatste wordt met styreen en glasvezel in de uiteindelijke vorm gebracht. Dat doe je wellicht niet dagelijks. Het polyurethaan schuim is boosdoener bij brand en creëert zeer giftige rook. De monomeren zijn ook niet gezond. Maar goed, ik zie meer voordeel dan nadeel.
Rubbers: Natuurlijk rubber vindt je in elastiekjes. Voor autobanden wordt het met een stoet aan stoffen bewerkt, veelal giftige stoffen getuige de beroepsziekten. Het rubber in de keuken is anders. M’n ijsblokjesbakjes zijn van een styreen-etheen/butadieen-styreen rubber. Hittebestendige cakevormpjes zijn van siliconenrubber gemaakt en kunnen 230ºC verdragen. Ik kan er geen kwaad in ontdekken al verkies ik blik.
Thermoharders: Het campingservies is vaak van melamine-formaldehyde. Het is vrij hard en smelt niet. De samenstelling is me niet bekend. Deze kunststof leent zich niet voor verhitting. Een andere thermoharder is Bakeliet, een oude plastic die we kennen van doffe, zwarte telefoons. Ureum-formaldehyde wordt wel verwerkt als bindmiddel in alom vertegenwoordigd spaanplaat. Dat monomeer formaldehyde komt er dan nog langzaam uit en is ongezond, dus goed luchten. Formaldehyde is de stof van ‘sterk water’, waarin organen in een museum eeuwig goed blijven.
Folie: De gewone folie is van PE of PP. Bakjes van magnetronmaaltijden en andere voedingsbakjes zijn afgesloten met een folie die vaak in lagen is opgebouwd. De bedoeling is om daarmee te voorkomen dat er stoffen doorheen gaan. Onderschat dat niet. Plastic laat gassen door. Kijk maar naar een vergeten fles cola: geen prik meer (CO2). De folie is daarom opgebouwd in laagjes van verschillende plastics. De laag die contact met voedsel maakt is PE, zo werd me uitgelegd. Niets mis mee dan. Ik maak me dus geen zorgen om zakken en folie.
Coatings: Blik en aluminium wordt veel gecoat met een laagje plastic. Daarmee voorkom je corrosie (roest) want voedsel is vaak zuur. Door de hond of door de kat? Blik wordt inmiddels aangewezen als bron van Bisfenol-A vanwege de coating. Dit behoeft verdere studie. Ik kom daar graag later op terug. Misschien in het commentaar.
Gebruiksomstandigheden en hergebruik.
Veel mensen hergebruiken plastic. Zo worden porties van de soep of hachee in een yoghurtbakje of de ijsbak gedaan voor later gebruik. Oppassen geblazen. Migratie van stoffen uit de plastic naar het voedsel verloopt makkelijker bij hogere temperaturen. Let bijvoorbeeld maar op geuren die je ruikt als plastic warm wordt. Die geuren komen van stoffen. Onschuldig of niet: wie zal het zeggen? Het is dus ook geen geweldige praktijk om je plastic bierglas te vullen met hete koffie. Buiten warmte/hitte kunnen sommige stoffen migratie bevorderen: alcohol, zuur, vet of olie. Een plastic is dus in principe gemaakt voor omstandigheden die je niet zo maar kan wijzigen.

Herkenning van kunststoffen.
Tegenwoordig is veel kunststof te herkennen aan een recyclingcode. Hiermee leer je ze herkennen. Daar kan je een spel van maken. Je kunt er nog verder mee gaan en proefjes doen. Op verzoek wil ik daar wel wat van uitleggen op voorwaarde dat je me een foto stuurt van het practicum.

Concluderend:
De verschillen in kunststoffen zijn groot. Hun geschiktheid hangt af van de toepassing en omstandigheden. We zijn beter in staat hier keuzen in te maken als we kunststoffen leren (her-)kennen. En er zijn nog tal van andere materialen die we ook nog hadden: glas, emaille, keramiek en metaal.
Wederom hoeven we de risico’s niet te overschatten. Wie goed in z’n vel zit zal niet snel iets overkomen. Dat is een overtuiging waar je baat bij hebt.

www.mindz.com

Some Rights Reserved (CC BY-SA 4.0)
2
  1. johan-kierewiet@johan-kierewiet
    #70182
    Mooi informatief artikel! Waardevolle informatie.
  2. Goed stuk en actueel. Fijn die info eens bij elkaar. Alleen over die papieren broodzak, daar viel ik ook eens over, en blijkt dat het geen plastic is maar een mais product.... Mind you...GM mais natuurlijk... En ik ging weer over op plastic idd...